De IJslandse hond is een niet al te grote, goed gebouwde hond van het spitstype. Hij is niet grof, ook te niet licht gebouwd, maar geselecteerd op uithoudingsvermogen.

Hij heeft een rechthoekig en krachtig lichaam en de lengte is in verhouding tot de gehele verschijning. De hals is van gemiddelde lengte en het hoofd moet hoog gedragen worden. Hij heeft sterke, normaal gehoekte benen en een opvallend kenmerk aan de achterpoten: Hubertusklauwen (liefst dubbele, extra tenen). De staart wordt gekruld over de rug gedragen. De IJslandse hond mag in verschillende kleuren voorkomen, als één kleur maar overheerst, vooral rood, maar ook zwart(tricolour) en blond komen vaak voor, altijd met witte aftekeningen.

De IJslander is vrolijk, energiek, gezellig en zeer attent. Er bestaat geen ander ras waarbij de oortjes zo beweeglijk zijn als bij de IJslander. Hij heeft een veelvuldig “lachend” gezicht en een zeer duidelijke lichaamstaal. Door de zware selecties op IJsland als werkhond is het tevens een perfect gezinshondje geworden, maar zoals alle rassen heeft zijn karakter zowel voor als nadelen: Aanhankelijk: hij houdt zijn baas goed in de gaten, hierdoor kunnen de meeste IJslanders prima loslopen. Hij is graag de hele dag samen met de baas op pad of ligt graag aan je voeten. Maar door zijn aanhankelijke aard kunnen sommigen niet goed (lang) alleen thuis zijn.

De IJslandse herdershond is een van de oudste hondenrassen ter wereld. Men gaat ervan uit dat de prille voorouders al rond 900 (874-930) door de Vikingen naar IJsland gebracht werden. Het is dan ook niet zo vreemd dat de huidige IJslandse herdershond nog veel gelijkenis vertoont met o.a. de Noorse Buhund, de Finse Spits en andere poolhonden. De honden kwamen destijds de boeren goed van pas bij het drijven van hun schapen en paarden. In oude literatuur komt men vaak verwijzingen tegen naar dit oude IJslandse hondenras.